De kloosterkroniek van Aduard vermeldt dat het zusterklooster Klein-Aduard in 1340 door abt Fredericus is gesticht. In 1342 gaf het Generaal Kapittel zijn goedkeuring aan de nieuwe stichting. Vervolgens moest ook de goedkeuring van de paus worden verkregen. Het was de tijd dat de pausen resideerden in Avignon, waar het pauselijk hof zich had ontwikkeld tot een schitterend middelpunt van geleerdheid en kunst. Daar was uiteraard veel geld voor nodig, wat men onder andere verkreeg door gebruik te maken van de oude bepaling dat alle kerkelijke stichtingen en benoemingen de goedkeuring van de paus vereisten. Om die goedkeuring te
krijgen moest men de nodige leges betalen. Vandaar dat we over dit vrij onbelangrijke vrouwenkloostertje in het verre Friese land in de archieven van het Vaticaan een uitvoerig pauselijk document aantreffen, waarin paus Clemens VI op 4 juli 1344 vanuit Avignon aan de abt van Cîteaux zijn goedkeuring geeft voor de stichting van ‘een klooster in Inrahus in Frisia’, een schenking van ene vrouwe Adderth van Tjum. De paus verleende bij deze gelegenheid aan allen die het klooster zouden bezoeken een aflaat van veertig dagen. De drie regels die de kroniek van Aduard hieraan wijdt zijn, samen met de tekst van de pauselijke bul, ongeveer de enige informatie die we over dit kleine klooster hebben. Dank zij de bewaard gebleven pauselijke bul kunnen we de gang van zaken tijdens de stichtingsperiode tamelijk goed reconstrueren. De edele vrouwe Adderth van Tjum geeft in 1340 te kennen dat zij op haar landgoed Inrahus een cisterciënzerinnenklooster wil stichten. Zij zal zelf zorg dragen voor de nodige gebouwen, boeken, luidklokken, inkomsten en voor al het andere dat nodig is voor een nieuwe kloosterstichting. Ze draagt daartoe al haar onroerende en roerende goederen aan het klooster over. Met de bouw van de kapel is men waarschijnlijk alvast begonnen,
..........
Lees het hele verhaal in:
Bron: Kloosterboek, Schiere Monniken en grijze vrouwen, Cisterciënzers in Nederland 1165-1797.